Deel 12: The sky turns red.
Het kun een slecht idee zijn, het kon enorm nutteloos zijn, maar aangezien de wezens hier niet bepaald iets wouden zeggen meost hij wel. De volgende dag - de lucht was weeral knalrood - ging hij naar de plaatselijke bibliotheek en las hij daar alle lectuur die met de geschiedenis van dit vreemde eiland te maken had.
Veel boeken erover waren er niet, en in de gevonden boeken stond enkel wat hij al wist: eeuwen gelden was dit leeg moeras, met daarnaast bossen waar de elfen leefden en in de zee leefden de zeemeersims. Tot de mensen kwamen, de elfen en zeemeersims dat niet konden verkroppen en zich ook in de door de eeuwen heen naar wat stevigere grond omgezette moerassen verhuisden, hoe veel het ook in hun natuur inging.
En zij noemden de mens bezitterig.
Veel boeken erover waren er niet, en in de gevonden boeken stond enkel wat hij al wist: eeuwen gelden was dit leeg moeras, met daarnaast bossen waar de elfen leefden en in de zee leefden de zeemeersims. Tot de mensen kwamen, de elfen en zeemeersims dat niet konden verkroppen en zich ook in de door de eeuwen heen naar wat stevigere grond omgezette moerassen verhuisden, hoe veel het ook in hun natuur inging.
En zij noemden de mens bezitterig.
Hij legde het boek dan maar terug in de boekenkast en wachtte tot er iemand voorbij liep. Iemand behulpzaam. Dat gebeurde niet; hoewel het hier pas zijn tweede dag was, stond hij al bekend als 'die vreemde reiziger met de vervelende vragen' en zeg me een iemand die het leuk vind om door zo iemand aangeklampt te worden.
Hij wou op de computer informatie gaan zoeken - verdienste van de mens, die voor de weinige technologische snufjes op eht eiland zorgen, het leek hier nog de middeleeuwen - wanneer hij onder het bureau op een ei botste. Een drakenei, zo had hij gelezen: draken zijn na de elfen en zeemeersims nog een soort wezens die die eiland oorspronkelijk bewoonden.
Bijna uitgestorven en zo genetisch gemanipuleerd dat ze eeuwig klein blijven, de arme wezens. Had hij ook gelezen.
Alsof het het lot was ging het ei juist dan open, en er kwam een klein, groen draakje uitgekropen die Learco blijkbaar zag als zijn vader. "Hallo kleintje", zie hij tegen het draakje, dat meteen op zijn arm was gesprongen en naar zijn vingers hapte.
Hij wou op de computer informatie gaan zoeken - verdienste van de mens, die voor de weinige technologische snufjes op eht eiland zorgen, het leek hier nog de middeleeuwen - wanneer hij onder het bureau op een ei botste. Een drakenei, zo had hij gelezen: draken zijn na de elfen en zeemeersims nog een soort wezens die die eiland oorspronkelijk bewoonden.
Bijna uitgestorven en zo genetisch gemanipuleerd dat ze eeuwig klein blijven, de arme wezens. Had hij ook gelezen.
Alsof het het lot was ging het ei juist dan open, en er kwam een klein, groen draakje uitgekropen die Learco blijkbaar zag als zijn vader. "Hallo kleintje", zie hij tegen het draakje, dat meteen op zijn arm was gesprongen en naar zijn vingers hapte.
Hij wou juist het beestje voederen wanneer zijn aandacht werd getrokken door een dame. Niet het feit dat ze ondanks het vrij koude weer in een weinig bedekkend badpak rondliep en daarmee haar vrouwelijke vormen toonde trok hem aan, wel het feit dat ze hem al de hele tijd stond aan te staren en juist zijn aandacht bleek te willen trekken.
Hij trok er zich niks van aan, voederde het diertje, en ging er toen mee naar buiten om het kleine draakje te laten rondvliegen. Hij of zij vloog erg snel, om nog zo jong te zijn. Het was in ieder geval schitterend om te zien.
Juist toen ging het rode licht dat het eiland nu al terug enkele uren teisterde weg. "Eindelijk", zei hij tegen zichzelf. Het was de bedoeling dat alleen hij het hoorde, maar dat was niet het geval diezelfde vrouw als in de bibliotheek - nog steeds in haar badpak, had ze het dan niet koud? - kwam naar hem toe gelopen.
"Ja, vreemd hè, die rode lucht? Maar ik weet hoe dat komt", zei ze. Learco was meteen een en al aandacht.
"Vertel maar",
"Ken jij het gezegde dan niet? Every time a member of the royal family of the sea is sad, the sky above the culprit turns red",
The sky above the culprit turns red.
Oké, het kon even goed iemand anders van dit vervloekte eiland zijn - maar boven Isla Paradiso was het ook al vaak verschenen, de laatste jaren. En daar was hij de enige die iemand die tot 'de koninklijke familie van de zee' gerekend kon worden.
Het was duidelijk.
Acropora mistte hem ook.
"Vertel maar",
"Ken jij het gezegde dan niet? Every time a member of the royal family of the sea is sad, the sky above the culprit turns red",
The sky above the culprit turns red.
Oké, het kon even goed iemand anders van dit vervloekte eiland zijn - maar boven Isla Paradiso was het ook al vaak verschenen, de laatste jaren. En daar was hij de enige die iemand die tot 'de koninklijke familie van de zee' gerekend kon worden.
Het was duidelijk.
Acropora mistte hem ook.
Die gedachte bleef nog een tijdje in zijn hoofd zitten. Voor het eerst twijfelde hij écht aan Triton's verhaal, en was dit misschien meer dan een zoekactie om simpelweg zijn gedacht te zeggen over haar bedrog. Misschien was het wel Triton die onder één hoedje speelde met de mensenhaters op dit eiland die hun mensenlievende koningin uit de weg wilden ruimden. Misschien had hij haar wel laten ontvoeren, om haar hier dan gevangen te zetten en jarenlang te doen leiden.
Misschien...
Hij besloot dat hij geen zin had om daarover te piekeren. Wat hij zou doen moest hij op dat moment, al vrij laat, naar zijn persoonlijke eilandje zou gaan en zou gaan slapen. Hij keek dus naar de sterren, maar juist wanneer hij iets interessant zag begon het nog harder te regenen dan het al deed en besloot hij alsnog naar huis te vertrekken.
Misschien...
Hij besloot dat hij geen zin had om daarover te piekeren. Wat hij zou doen moest hij op dat moment, al vrij laat, naar zijn persoonlijke eilandje zou gaan en zou gaan slapen. Hij keek dus naar de sterren, maar juist wanneer hij iets interessant zag begon het nog harder te regenen dan het al deed en besloot hij alsnog naar huis te vertrekken.
Erg lang sliep hij niet. In de vroege ochtend werd hij ruw wakker gebeld. Hij trok snel zijn hemd aan maar voor hij deftig de deur kon opendoen en zien wie er stond kwam de vrouw van de vorige avond naar binnen gestormd - nog steeds in badpak - en begon ze hem te zoenen.
Geen idee waarom, maar hij duwde dat mens niet van zich af. Misschien was het omdat het al jaren geleden was dat hij een vrouw gekust had en dat mistte, misschien was er iets in die vreemde vrouw die hij nog maar een dag kende wat hem aantrok. In ieder geval: ze werd niet naar de andere kant van de kamer geduwd en mocht blijven. Niet dat er nog iets gebeurde, daarvoor waren er niet de juiste meubelen.
Geen idee waarom, maar hij duwde dat mens niet van zich af. Misschien was het omdat het al jaren geleden was dat hij een vrouw gekust had en dat mistte, misschien was er iets in die vreemde vrouw die hij nog maar een dag kende wat hem aantrok. In ieder geval: ze werd niet naar de andere kant van de kamer geduwd en mocht blijven. Niet dat er nog iets gebeurde, daarvoor waren er niet de juiste meubelen.
Die dag gebeurde er voor de rest niet veel, hij speelde wat met het draakje en speelde gitaar in het park. Dat terwijl hij eigenlijk veel belangrijkere dingen te doen had.
Zoals informatie ontfutselen aan de bewoners hier. Learco wandelde door het dorp, van huis tot huis. Hij deed overal hetzelfde: aanbellen, vragen of ze even tijd hebben en dan zien hoe de deur voor hem wordt dicht gesmeten. Fijn hoor, erg fijn. Tot er iemand wél open deed. Het was een vrouw van middelbare leeftijd, met een roze huid en roos haar. Ze scheen een weeshuis te runnen.
Zoals informatie ontfutselen aan de bewoners hier. Learco wandelde door het dorp, van huis tot huis. Hij deed overal hetzelfde: aanbellen, vragen of ze even tijd hebben en dan zien hoe de deur voor hem wordt dicht gesmeten. Fijn hoor, erg fijn. Tot er iemand wél open deed. Het was een vrouw van middelbare leeftijd, met een roze huid en roos haar. Ze scheen een weeshuis te runnen.
Ze kleedde zich om en ging toen bij hem zitten in de woonkamer, waar Learco haar meteen overspoelde met vragen. "Waarom zijn hier zo veel weeskinderen? In zo'n klein dorpje..." Het was geen geplande vraag, maar eentje dat hij simpelweg moest stellen.
"Hun ouders zijn gedood door mensen", zei ze kalm, met een vrij akelige glimlach. Alsof dat iets alledaags was.
"Hoezo? Ik heb al tegen wat mensen hier gesproken, ze lijken me lieve mensen",
"Hun ouders zijn gedood door mensen", zei ze kalm, met een vrij akelige glimlach. Alsof dat iets alledaags was.
"Hoezo? Ik heb al tegen wat mensen hier gesproken, ze lijken me lieve mensen",
"Schijn bedriegt. Voor jou mag het erg vreemd lijken, maar dit eiland heeft een woelige geschiedenis jongeman", hij begon zich te ergeren aan die wansmakelijke glimlach van haar. Maar goed, geïnteresseerd blijven, misschien vertelt ze wat interessant.
"Wat voor geschiedenis? Vertel het me",
"Niet zo ongeduldig zijn. Jij bent echt een brombeer. Maar oké dan. Wel, eeuwenlang ging het zijn gebruikelijke gangetje: mensen kwamen hier wonen, alsmaar meer en meer. De elfen, meersims en draken spanden samen tegen hen en zo was de macht afwisselend, met enkele kleine aparte rijkjes op dit eilandje. De elfen met de draken die een koning hadden, de meersims die een koning hadden en de mensen die gewoon luisterden naar de meestal menselijke burgemeester",
Dat wist hij allemaal al. Maar toen juist werd het interessant. "Een kleine twintig jaar geleden stierf de laatste goeie zeemeerminnenkoning, die de balans van de haat tussen zeemeersims en mensen tot dan toe redelijk oké het kunnen houden. Maar zijn dochter, Acropora, kwam toen aan de macht. Een tiener indertijd, nu moet ze ongeveer jouw leeftijd zijn. Samen met haar verloofde Myrdill pakte zij het net ietsje anders aan..."
"Wat voor geschiedenis? Vertel het me",
"Niet zo ongeduldig zijn. Jij bent echt een brombeer. Maar oké dan. Wel, eeuwenlang ging het zijn gebruikelijke gangetje: mensen kwamen hier wonen, alsmaar meer en meer. De elfen, meersims en draken spanden samen tegen hen en zo was de macht afwisselend, met enkele kleine aparte rijkjes op dit eilandje. De elfen met de draken die een koning hadden, de meersims die een koning hadden en de mensen die gewoon luisterden naar de meestal menselijke burgemeester",
Dat wist hij allemaal al. Maar toen juist werd het interessant. "Een kleine twintig jaar geleden stierf de laatste goeie zeemeerminnenkoning, die de balans van de haat tussen zeemeersims en mensen tot dan toe redelijk oké het kunnen houden. Maar zijn dochter, Acropora, kwam toen aan de macht. Een tiener indertijd, nu moet ze ongeveer jouw leeftijd zijn. Samen met haar verloofde Myrdill pakte zij het net ietsje anders aan..."
Triton had dus gelijk. Triton had gelijk gehad, Cassidy - zo noemde ze - stond nu op het punt om te zeggen dat Acropora en Myrdill de mensen begonnen uit te moorden, en de mensen de zeemeersims.
"Oké, ik heb genoeg gehoord", zei hij toen. Cassidy zweeg, en keek hem nieuwsgierig aan. Ze begreep hem bleekbaar niet, er van uitgaand dat zij gewoon veel te veel had geleuterd en Learco helemaal niet geïnteresseerd was.
"Is er iets?" vroeg ze toen.
"Nee, niet echt. Gewoon. Ik moet dringend met iemand praten, erg dringend",
"Oké, ik heb genoeg gehoord", zei hij toen. Cassidy zweeg, en keek hem nieuwsgierig aan. Ze begreep hem bleekbaar niet, er van uitgaand dat zij gewoon veel te veel had geleuterd en Learco helemaal niet geïnteresseerd was.
"Is er iets?" vroeg ze toen.
"Nee, niet echt. Gewoon. Ik moet dringend met iemand praten, erg dringend",
Verdwaasd door de hele situatie vroeg hij of hij hier een nacht mocht blijven logeren. Het huis - een reusachtige villa - had daarvoor genoeg slaapkamers. Het antwoord was ja. Hij had simpelweg geen zin meer om nog naar zijn eilandje te zwemmen.
Hij gaf de volgende ochtend afscheid van Cassidy en de kinderen - sommigen waren nog afschuwelijk jong. Cassidy vertelde nog dat van enkelen de ouders niet dood waren, ze konden gewoon niet voor hun kleintjes zorgen - en vertrok toen naar het park waar hij, hoe voorspelbaar, op zijn gitaar tokkelde. Geld kreeg hij er niet mee, weinigen waren geïnteresseerd in het getokkel van die vreemdeling, die indringer.
Hij gaf de volgende ochtend afscheid van Cassidy en de kinderen - sommigen waren nog afschuwelijk jong. Cassidy vertelde nog dat van enkelen de ouders niet dood waren, ze konden gewoon niet voor hun kleintjes zorgen - en vertrok toen naar het park waar hij, hoe voorspelbaar, op zijn gitaar tokkelde. Geld kreeg hij er niet mee, weinigen waren geïnteresseerd in het getokkel van die vreemdeling, die indringer.
Of hij schaakte, waarbij hij voor het eerst elfen te zijn kreeg. Zijn overgrootouders waren al in aanraking gekomen met maanelfen, één soort, waarvan er nu misschien sommigen nog wat bloed bezaten. Zijn halfachterneven of -nichten die wist hij veel waar zaten. Hier waren er elfen in alle kleuren, soorten en maten.
Maar er waren nog andere dingen waarmee hij in zijn hoofd zat. Zoals: waar vond hij Acropora? Niemand kon zeggen waar hun koningin woonde.
Of wou het niet.
Maar er waren nog andere dingen waarmee hij in zijn hoofd zat. Zoals: waar vond hij Acropora? Niemand kon zeggen waar hun koningin woonde.
Of wou het niet.
Het hoefde eigenlijk niet meer. "Dommerik", dacht hij even later, toen hij even later eindelijke dat potje schaak won. Hij bedacht zich juist iets: het andere eilandje. Een vijftigtal meter van zijn tijdelijke woonst, was er een ander eiland. In dezelfde stijl, maar pakken groter. Hij had er nooit bij stil gestaan, het was misschien een ander 'buitenverblijf' van de Mithrilens. Maar nu hij erover nadacht...het kon best wel eens het koninklijk paleis zijn waar de koningin leefde.
Hij huurde een roeibootje - hij had geen zin om te zwemmen - en voer naar het eilandje, terwijl de zon langzaam onder ging.
Langzaam maar zeker kwam het in zicht en zijn hart begon alsmaar sneller te kloppen.
Langzaam maar zeker kwam het in zicht en zijn hart begon alsmaar sneller te kloppen.
Eindelijk was hij er. Het was ondertussen al nacht, en de hemel was bedekt met ontelbare sterren. Geen rode lucht deze keer, wat de laatste nachten wel erg vaak gebeurde.
Hij wandelde het zand op en klom naar boven, richting het daadwerkelijke gebouw.
Hij wandelde het zand op en klom naar boven, richting het daadwerkelijke gebouw.
Acropora zag hij niet meteen. Geen wonder, het gebouw was gigantisch. Hij wou een kamer binnenstappen toen hij plots een stem hoorde. Niet Acropora, geen paleiswacht ofzoiets, geen volwassen stem. Een kinderstem.
Hij draaide zich om, en zag hoe een jongetje met lichtpaars, piekerig haar en een normale huidskleur met een pop zat te spelen.
Hij draaide zich om, en zag hoe een jongetje met lichtpaars, piekerig haar en een normale huidskleur met een pop zat te spelen.
Hij was hoogstens zes jaar oud, de hoeveelheid jaar dat Acropora weg was. Hij had lichtpaars, steil, irritant haar. Typisch haar voor zeemeersims, dat was hij ook kon hij aan zijn benen zien.
Acropora's haar. Maar een normale huidskleur. ZIjn huidskleur, enkele tinten lichter. Het zou hem verwonderen moest Acropora aanpappen met een mens vanop het eiland.
Het jongetje praatte, tegen de pop. "Mama is gemeen hè?"
"Ja, heel gemeen", antwoordde de pop. Dit jongetje was een geweldige buikspreker. "Mama de koningin moet altijd weg. Geen tijd voor mij. Ze is niet lief. Gelukkig heb ik jou",
"Ja, Aneirin is lief. Je bent wel lief", antwoordde een piepstem die het jongetje zelf fabriceerde.
Zijn mama was de koningin, Acropora dus. Hij moest er niet meer over nadenken.
Het was voor de hand liggend dat dit verdrietige, vreemde, enorm eenzame jongetje genaamd Aneirin zijn zoon was. Zijn zoon.
Acropora's haar. Maar een normale huidskleur. ZIjn huidskleur, enkele tinten lichter. Het zou hem verwonderen moest Acropora aanpappen met een mens vanop het eiland.
Het jongetje praatte, tegen de pop. "Mama is gemeen hè?"
"Ja, heel gemeen", antwoordde de pop. Dit jongetje was een geweldige buikspreker. "Mama de koningin moet altijd weg. Geen tijd voor mij. Ze is niet lief. Gelukkig heb ik jou",
"Ja, Aneirin is lief. Je bent wel lief", antwoordde een piepstem die het jongetje zelf fabriceerde.
Zijn mama was de koningin, Acropora dus. Hij moest er niet meer over nadenken.
Het was voor de hand liggend dat dit verdrietige, vreemde, enorm eenzame jongetje genaamd Aneirin zijn zoon was. Zijn zoon.
Hij kon het niet langer aanzien. Hij had zichzelf op alles voorbereid, hij had elk mogelijk scenario grondig in zijn hoofd geplant en bedacht wat hij wanneer zou doen.
maar het aanblik van dit jongetje, dat was hem te veel. Zijn zoontje, een verdrietig, eenzaam, ongelukkig jongetje, dat waarschijnlijk nooit van dit eilandje wegging en wiens enige vriend een pop was. Een vreemde, enge pop. Een antwoordende pop. Aneirin kon buikspreken, en dat deed hij dan ook. Om dan toch maar met iemand te kunnen praten. Om érgens zijn hart te kunnen uistorten.
Hij wou, kon, mocht het niet zien. Had Acropora dít veroorzaakt?
maar het aanblik van dit jongetje, dat was hem te veel. Zijn zoontje, een verdrietig, eenzaam, ongelukkig jongetje, dat waarschijnlijk nooit van dit eilandje wegging en wiens enige vriend een pop was. Een vreemde, enge pop. Een antwoordende pop. Aneirin kon buikspreken, en dat deed hij dan ook. Om dan toch maar met iemand te kunnen praten. Om érgens zijn hart te kunnen uistorten.
Hij wou, kon, mocht het niet zien. Had Acropora dít veroorzaakt?
Plots hoorde hij getrappel. Net of er iemand snel wegrende, zo klonk het. Het was geen verbeelding. Hij had veel verbeelding, mama zei wel eens dat dat niet bij een prins hoorde. Hij vond het juist leuk om te dromen, en later zou hij zijn kinderen nooit zo behandelen.
Hij had echt iets gehoord. Hij had gevoel gehad dat iemand hem aanstaarde, maar dat kon natuurlijk niet. Niemand was geïnteresseerd in het vreemde, halfmenselijke prinsje.
Ja, hij was halfmenselijk. Mama zei het niet, ze schaamde het zich voor. Een zeemeersim en een mens die kinderen maakten was een schande. En hij was zo'n schande, een bastaardskind. Een vaderloos kind, zijn vader was een mens dat hem al lang vergeten was. Of dat vertelde mama hem toch. Maar mama kon liegen. Heel erg goed.
Hij had echt iets gehoord. Hij had gevoel gehad dat iemand hem aanstaarde, maar dat kon natuurlijk niet. Niemand was geïnteresseerd in het vreemde, halfmenselijke prinsje.
Ja, hij was halfmenselijk. Mama zei het niet, ze schaamde het zich voor. Een zeemeersim en een mens die kinderen maakten was een schande. En hij was zo'n schande, een bastaardskind. Een vaderloos kind, zijn vader was een mens dat hem al lang vergeten was. Of dat vertelde mama hem toch. Maar mama kon liegen. Heel erg goed.
Zo moest er wel iemand zijn. Hij voelde het. En zijn gevoel had altijd gelijk. Hij hoopte dat het zijn vader was, een hele lieve man dan die hem redde van zijn gemene mama, die helemaal geen goeie koningin was.
Hij liet Makkertje achter en wandelde naar buiten. Hij zag hoe iemand weg ging in een roeibootje, een man. Hij kon het niet goed zien, het was al erg ver, maar de man had duidelijk menselijke trekken. Geen bewoner van dit eiland, dat wist hij heel goed. Van mama moest hij van buiten kennen wie er allemaal op het eiland woonde.
Nee, zijn wens kwam uit. Het was zijn vader. Dat voelde hij ook. Enkel troostte hij hem niet, hij roeide weg. En verder. En verder.
Boven hen werd de lucht langzaamaan bloedrood.
Hij liet Makkertje achter en wandelde naar buiten. Hij zag hoe iemand weg ging in een roeibootje, een man. Hij kon het niet goed zien, het was al erg ver, maar de man had duidelijk menselijke trekken. Geen bewoner van dit eiland, dat wist hij heel goed. Van mama moest hij van buiten kennen wie er allemaal op het eiland woonde.
Nee, zijn wens kwam uit. Het was zijn vader. Dat voelde hij ook. Enkel troostte hij hem niet, hij roeide weg. En verder. En verder.
Boven hen werd de lucht langzaamaan bloedrood.
Learco kreeg een krop in zijn keel. Aneirin was hem gevolgd, en stond hem nu vanop het eilandje aan te staren. Hij stond daar gewoon te staan, niks meer, niks minder. Alsof ook hij niet wist wat te doen, alsof ook hij te geschokt was om iets te onderhandelen.
Hij hoopte dat deze onbekende man, zijn vader, bleef zijn gevoel hem vertellen, terug zou keren. Dat hij hem zou omhelzen en hij zou verhaaltjes voorlezen en ze zouden verstoppertje spelen in zijn grote huis en allemaal van die leuke dingen, waarvan hij had gehoord maar nog nooit had meegemaakt.
Dat deed hij niet, en hij voelde een traan over zijn wang rollen. Misschien was het zijn vader liet.
Of ook hij verliet hem, en de hemel was nu knalrood.
Dat deed hij niet, en hij voelde een traan over zijn wang rollen. Misschien was het zijn vader liet.
Of ook hij verliet hem, en de hemel was nu knalrood.
Learco zag het, en de krop in zijn keel werd groter. "Sorry", fluisterde hij richting het eilandje. Het zou niks opbrengen, hij had dit jongetje pijn gedaan hoe domme ouders hun onschuldige kinderen nu eenmaal pijn doen.
Maar toch, het besef dat dat gezegde helemaal klopte jaagde hem angst aan.
Hij roeide verder, in de hoop te kunnen bedenken wat hij zou doen.
Als het nog niet te laat was tenminste.
Maar toch, het besef dat dat gezegde helemaal klopte jaagde hem angst aan.
Hij roeide verder, in de hoop te kunnen bedenken wat hij zou doen.
Als het nog niet te laat was tenminste.