Deel 11: Farraige Ghleann
Het was een mooie dag in Farraige Ghleann.
Het was zomer, de zon scheen en de hemel was blauw. Kinderen speelden buiten, verliefde koppeltjes vreeën op bankjes, roddeltantes wisselden de laatste nieuwtjes uit, en ouders lachten om hun schattige klein koters.
Alles ging zijn gewone gang.
Op het land.
In het water zwom er iemand rond. Doodmoe, maar vastberaden om het land te bereiken. Tijdens een storm voorgaande nacht was hij zijn boot kwijtgeraakt en al zijn bezittingen. Nu hing hij af van zijn spierkracht, zijn wilskracht en zijn energie. Stuk voor stuk dingen die langzaam maar zeker op raakten.
Het was zomer, de zon scheen en de hemel was blauw. Kinderen speelden buiten, verliefde koppeltjes vreeën op bankjes, roddeltantes wisselden de laatste nieuwtjes uit, en ouders lachten om hun schattige klein koters.
Alles ging zijn gewone gang.
Op het land.
In het water zwom er iemand rond. Doodmoe, maar vastberaden om het land te bereiken. Tijdens een storm voorgaande nacht was hij zijn boot kwijtgeraakt en al zijn bezittingen. Nu hing hij af van zijn spierkracht, zijn wilskracht en zijn energie. Stuk voor stuk dingen die langzaam maar zeker op raakten.
Hij zwom rakelings langs een stukje land met daarop een grote, prachtige vuurtoren. Echter, het was te steil. Hij kon er onmogelijk op wandelen.
Doodop zwom hij verder. "Land", fluisterde een stem in zich en zijn ogen die van de vermoeidheid bijna dichtvielen sprongen open. Inderdaad vijf meter verder was er land en hij voelde het zand onder zijn staart.
Zijn vinnen veranderden terug in voeten en zacht zette hij een stap op de grond, en nog een, tot hij uiteindelijk helemaal afgemat op het water stond. Zijn kleren waren kapot, en moest hij niet zo vastberaden zijn was hij ter plekke op de grond gevallen.
Hij glimlachte. "Land, land!" zei hij.
Zijn naam was Learco Alfredo.
Doodop zwom hij verder. "Land", fluisterde een stem in zich en zijn ogen die van de vermoeidheid bijna dichtvielen sprongen open. Inderdaad vijf meter verder was er land en hij voelde het zand onder zijn staart.
Zijn vinnen veranderden terug in voeten en zacht zette hij een stap op de grond, en nog een, tot hij uiteindelijk helemaal afgemat op het water stond. Zijn kleren waren kapot, en moest hij niet zo vastberaden zijn was hij ter plekke op de grond gevallen.
Hij glimlachte. "Land, land!" zei hij.
Zijn naam was Learco Alfredo.
Voor hem zag hij een oude ruïne. Hij vluchtte er snel onder, in de hoop niet te verbranden wat erg gevaarlijk is voor een zeemeersim.
Hij bleef even voor zich uit staren naar de gelige zonsondergang die intussen bezit had gelegd op dit vreemde land. Hij at een sutk gevangen, rauwe vis op, deed een dutje in de schaduw en ging toen al rennend terug op weg.
Naar de bewoonde wereld.
Hij bleef even voor zich uit staren naar de gelige zonsondergang die intussen bezit had gelegd op dit vreemde land. Hij at een sutk gevangen, rauwe vis op, deed een dutje in de schaduw en ging toen al rennend terug op weg.
Naar de bewoonde wereld.
De kleurenschakeringen van de lucht waren van geel veranderd naar oranje en roze tegen dat Learco in het centrum van het dorp op het eiland kwam. Aarzelend ging hij tussen een groepje blauwe en groene mensachtigen staan, terwijl hij besloot wie hij zou aanspreken. Een man met blauw haar, een blauwe huid en knalgele ogen werd uiteindelijk zijn doelwit. Hij moest maar een snelle blik naar beneden werpen om te zien dat deze man, die bezat over een stel benen bedekt met felblauwe schubben, een zeemeersim was.
"Excuseer me, meneer, maar...", de man draaide zich om naar Learco, die hem met reusachtige wallen en een verdwaalde blik aankeek. "Ja?"
"Excuseer me, meneer, maar...", de man draaide zich om naar Learco, die hem met reusachtige wallen en een verdwaalde blik aankeek. "Ja?"
Fioe, ze kunnen hier simlish
"Mijn schip is in een storm gezonken en ik ben hier heen gezwommen. Zou u me kunnen zeggen waar ik ben? En euhm...Zeggen waar ik kleren en een slaapplaats kan vinden?"
De man keek hem sceptisch aan, niet wetend wat hij van deze vreemdeling moest denken. Hij staarde hem nog even aan, tot hij met een grove "Ik help geen mensen!" Learco wou afwimpelen.
"Maar ik ben geen mens. Kijk maar, schubben", Learco scheurde een van de gaten in zijn toch al kapotte broek verder open en onthulde een heleboel geelgroene schubben. De man stond versteld. "Mijn excuses, mijn naam is Fintan Mithrilen. Komt u maar naar dit adres", Fintan kribbelde snel iets op een papiertje en gaf het aan Learco, die al snel concludeerde dat het zijn adres was.
"Mijn schip is in een storm gezonken en ik ben hier heen gezwommen. Zou u me kunnen zeggen waar ik ben? En euhm...Zeggen waar ik kleren en een slaapplaats kan vinden?"
De man keek hem sceptisch aan, niet wetend wat hij van deze vreemdeling moest denken. Hij staarde hem nog even aan, tot hij met een grove "Ik help geen mensen!" Learco wou afwimpelen.
"Maar ik ben geen mens. Kijk maar, schubben", Learco scheurde een van de gaten in zijn toch al kapotte broek verder open en onthulde een heleboel geelgroene schubben. De man stond versteld. "Mijn excuses, mijn naam is Fintan Mithrilen. Komt u maar naar dit adres", Fintan kribbelde snel iets op een papiertje en gaf het aan Learco, die al snel concludeerde dat het zijn adres was.
Hij begon te wandelen. Hij moest meer dan eens de weg vragen aan voorbijgangers, die hem meestal - op één na, een doodnormale, menselijke vrouw - eerst negeerden maar zodra ze zijn schubben zagen maar al te graag hulp aan bieden. Een heleboel van die vreemde ontmoetingen later kwam hij aan bij het huis van Fintan Mithrilen.
Fintan was van de betere klasse, dat was zeker. Learco stond voor de deur van een grote, stevige villa - precies een reusachtige baksteen die uit de hemel was gevallen met raampjes en een deur er in. Zo zag het eruit: groot, stevig, en stijf.
Nee, de Mithrilen waren niet de mensen om voor de gek te houden.
Fintan was van de betere klasse, dat was zeker. Learco stond voor de deur van een grote, stevige villa - precies een reusachtige baksteen die uit de hemel was gevallen met raampjes en een deur er in. Zo zag het eruit: groot, stevig, en stijf.
Nee, de Mithrilen waren niet de mensen om voor de gek te houden.
Fintan, die intussen zelf ook thuis was, deed de deur open en verwelkomde zijn gast. "Kom binnen, ik moet zo weg, mijn vrouw helpt je wel verder", zei hij en wees Learco de weg naar de gang. Daar zat een vrouw van middelbare leeftijd te lezen. Ze had net zoals haar man blauw haar en een blauwe huid. Enkel waren haar schubben niet turquoise en blauw, maar paars en indigo.
"Jij moet Learco zijn. Aan je postuur te zien heb je ongeveer dezelfde maat als mijn man, kom mee naar boven", zei ze met een vlakke, eentonige stem. Ze legde haar boek neer, stond recht en sleurde Learco mee de trap op.
"Jij moet Learco zijn. Aan je postuur te zien heb je ongeveer dezelfde maat als mijn man, kom mee naar boven", zei ze met een vlakke, eentonige stem. Ze legde haar boek neer, stond recht en sleurde Learco mee de trap op.
Een kwartier later zaten ze in de woonkamer. Hij had uiteindelijk een kaki broek aan en een simpel, donkerbruin hemd met een riem er rond. Learco was tot de conclusie gekomen dat dit eiland, als het een eiland was, achter stond op bepaalde vlakken.
"Dus, welk eiland is dit precies?" Vroeg hij aan Aine, Fintan's vrouw. "Farraige Ghleann", vertelde ze. "Het is inderdaad een eiland. Aan de ene kant moeras en strand, aan de andere kant bergen",
"Gaan jullie hier ooit weg?" vroeg hij.
"Nee, naar waar? En hoe? De zee is enorm wild zoals u gemerkt hebt, en er is nooit een wezen uit de bergen teruggekeerd",
dat zei ze met zo'n kalmte en eentonigheid dat Learco er koude rillingen van kreeg. Het gaat hier wel over vermiste wezens
"Dus, welk eiland is dit precies?" Vroeg hij aan Aine, Fintan's vrouw. "Farraige Ghleann", vertelde ze. "Het is inderdaad een eiland. Aan de ene kant moeras en strand, aan de andere kant bergen",
"Gaan jullie hier ooit weg?" vroeg hij.
"Nee, naar waar? En hoe? De zee is enorm wild zoals u gemerkt hebt, en er is nooit een wezen uit de bergen teruggekeerd",
dat zei ze met zo'n kalmte en eentonigheid dat Learco er koude rillingen van kreeg. Het gaat hier wel over vermiste wezens
"Hoe komt het eigenlijk dat er hier zo veel zeemeersims zijn, op het land? En zou weinig menselijken?" hij vroeg verder, niet nadenkend over de inhoud ervan. Hij was gewoon té nieuwsgierig. Zou dit het eiland zijn waar Triton het over had?
"Er zijn ook elfen. Voornamelijk zeemeersims en elfen, de oorspronkelijke bewoners van dit eiland. Eeuwen geleden woonden de elfen in de bossen, nu nog steeds grotendeels, en wij inderdaad in de zee. Maar de menselijken, de indringers, begonnen zich hier te settelen op het land en dat hebben wij dus ook gedaan. Wat is uw verhaal eigenlijk? U ziet eruit als een mens, maar uw schubben..."
"Euhm, ik kom van een eiland waar de zeemeersims eerder menselijke kenmerken hebben", loog hij. Ze had het weeral op haar kalme, monotone manier gezegd. Behalve de 'menselijken' en 'indringers': die woorden had ze bijna uitgespuugd. Bijgevolg leek het hem beter wat te liegen over zijn afkomst, gelukkig geloofde ze hem.
"Er zijn ook elfen. Voornamelijk zeemeersims en elfen, de oorspronkelijke bewoners van dit eiland. Eeuwen geleden woonden de elfen in de bossen, nu nog steeds grotendeels, en wij inderdaad in de zee. Maar de menselijken, de indringers, begonnen zich hier te settelen op het land en dat hebben wij dus ook gedaan. Wat is uw verhaal eigenlijk? U ziet eruit als een mens, maar uw schubben..."
"Euhm, ik kom van een eiland waar de zeemeersims eerder menselijke kenmerken hebben", loog hij. Ze had het weeral op haar kalme, monotone manier gezegd. Behalve de 'menselijken' en 'indringers': die woorden had ze bijna uitgespuugd. Bijgevolg leek het hem beter wat te liegen over zijn afkomst, gelukkig geloofde ze hem.
Niet iedereen deed dat. Fintan, die naar het scheen naar de boekenwinkel was gegaan, was terug en had het gesprek tussen Learco en Aine gevolgd terwijl hij de boeken in de boekenkast legde. "Er zijn geen andere eilanden met uitgebreide zeemeersimpopulaties, u liegt. U bent een infiltrant, van die oude verrader, die u speciaal zeewier heeft gegeven. U bent geboren als een mens, een vies, vuil, onbeschaafd mens",
Learco was geschokt door de grotendeelse accuraatheid ervan. Het feit dat hij vermoedelijk met 'die oude verrader' Triton bedoelde, maakte het nog erger. Hij was in het hol van de leeuw.
Learco was geschokt door de grotendeelse accuraatheid ervan. Het feit dat hij vermoedelijk met 'die oude verrader' Triton bedoelde, maakte het nog erger. Hij was in het hol van de leeuw.
"Triton is geen verrader", floepte hij eruit, en keek daarmee Fintan doordringend aan. Fintan wou terug antwoorden en bijna was er een ruzie van gekomen, toen Aine deed alsof ze Learco's opmerking niet gehoord had en haar man onderbrak.
"Het kan best zo zijn dat er nog andere eilanden zijn met zeemeersims lieverd, waar deze sympathieke jongeman vandaan komt. Learco is onze gast",
"Een infiltrant. Een infiltrant die ik uit mijn huis wil",
"Ik zal hem morgen de weg naar onze buitenverblijf wijzen, dan is hij weg. Laten we nu allemaal gaan slapen, het is al laat. Learco, je vind het toch niet erg om op de bank te slapen?"
"Nee", antwoordde hij kortaf.
"Het kan best zo zijn dat er nog andere eilanden zijn met zeemeersims lieverd, waar deze sympathieke jongeman vandaan komt. Learco is onze gast",
"Een infiltrant. Een infiltrant die ik uit mijn huis wil",
"Ik zal hem morgen de weg naar onze buitenverblijf wijzen, dan is hij weg. Laten we nu allemaal gaan slapen, het is al laat. Learco, je vind het toch niet erg om op de bank te slapen?"
"Nee", antwoordde hij kortaf.
De volgende ochtend ontbeet hij snel - hij propte een stuk zeewier in zijn mond - en ging toen op weg naar de plek die Aine hem nog snel had gewezen. Het bleek midden op zee te liggen en was al een tijdje niet meer in gebruik.
Al zwemmend ging hij op weg.
Al zwemmend ging hij op weg.
Al snel botste hij op een zandbank op en wanneer hij opkeek zag hij het kleine, maar prachtige 'buitenverblijf' van de Mithrilens. Het bestond over algemeen uit rotsen, versteende koralen en zeewier maar ondanks dat kon Learco er duidelijk een soort van woning in herkennen. Hij liep naar binnen, hij had lang gezwommen en het werd alweer bijna donker.
Hij kroop dan ook meteen in bed.
Hij kroop dan ook meteen in bed.
Hij bleek écht uitgeput geweest te zijn. Hij werd de volgende ochtend pas wakker tegen de middag. Hij zwom terug naar het eiland waar hij het eerste beste café binnen stapte. Hét ideale moment om de bewoners van Farraige Ghleann te tonen wat hij in zijn mars had. Hij haalde zijn al bijna twintig jaar oude gitaar boven - een van de de weinige dingen die hij van het zinkend schip had kunnen redden - en begon te spelen.
Het zag eruit alsof hij helemaal zorgeloos was en dit een simpel snoepreisje was. Maar dat was het niet, helemaal niet, en daar werd hij plotseling aan herinnerd wanneer Fintan, die het café was binnengekomen, een menselijke vrouw zomaar begon uit te schelden.
Dit eiland had problemen en geheimen die met niemand minder dan zijn vrouw te maken hadden. Vrouw, want officieel waren ze hoe dan ook nog steeds getrouwd. Iets wat hij nooit had moeten doen.
Hij besloot een voorbijlopende tienerjongen te vragen naar de huidige politieke toestand op het eiland. Of hij wist er niks van, of hij ging een impulsieve tiener zijn die zijn mond voorbij praat.
Dit eiland had problemen en geheimen die met niemand minder dan zijn vrouw te maken hadden. Vrouw, want officieel waren ze hoe dan ook nog steeds getrouwd. Iets wat hij nooit had moeten doen.
Hij besloot een voorbijlopende tienerjongen te vragen naar de huidige politieke toestand op het eiland. Of hij wist er niks van, of hij ging een impulsieve tiener zijn die zijn mond voorbij praat.
Of het derde: hij was zwaar beledigd door de vraag, schold Learco uit voor schubbensteler - da's nieuw - en duwde hem kwaad opzij.
Tieners waren hier duidelijk anders dan in Isla Paradiso.
Tieners waren hier duidelijk anders dan in Isla Paradiso.
Het had hem eigenlijk vooral nieuwsgieriger gemaakt. Hij besloot het over een andere boeg te gooien en een menselijke vrouw aan te klampen, eentje dat niet het doelwit was van gescheld.
"Weet jij wie hier een beetje de baas is, op dit eiland?"
"Goh...In mijn ogen, de O'Connors..." antwoordde ze, wat in Learco's oren heel erg vaag klonk. Hij had geen idee wie de O'Connors waren.
"Weet jij wie hier een beetje de baas is, op dit eiland?"
"Goh...In mijn ogen, de O'Connors..." antwoordde ze, wat in Learco's oren heel erg vaag klonk. Hij had geen idee wie de O'Connors waren.
"Natuurlijk", bedacht hij enkele seconden later. Zij is menselijk, en aangezien de vijandigheid tussen de mensen en elfen en zeemeersims gaat zij niet luisteren naar een koningin van die laatste twee.
"Weet jij wie de koningin is van de zeemeersims? Of koning?" vroeg hij toen. Hij hoopte dat het antwoord 'Acropora' ging zijn. Toen de vrouw niks zei haalde hij zijn beste puppyogen boven en smeekte bijna om het antwoord. "Alsjeblieft, u moet dat toch weten? Ik ben hier met een speciale opdracht..."
"Weet jij wie de koningin is van de zeemeersims? Of koning?" vroeg hij toen. Hij hoopte dat het antwoord 'Acropora' ging zijn. Toen de vrouw niks zei haalde hij zijn beste puppyogen boven en smeekte bijna om het antwoord. "Alsjeblieft, u moet dat toch weten? Ik ben hier met een speciale opdracht..."
"Sorry, ik kan u niks zeggen. En niemand kent dit eiland, en zijn bewoners, behalve de genen die er jaren geleden zijn aangeland zoals ik en mijn vriend. En de O'Connors", stamelde ze. Daarmee was het gesprek stopgezet en Learco ging niks meer vragen.
Het was maar een klein detail dat op de achtergrond een blauwe man stond met blauw, piekerig haar, een strenge blik en gele ogen. Fintan Mithrilen, nog maar eens.
Het was maar een klein detail dat op de achtergrond een blauwe man stond met blauw, piekerig haar, een strenge blik en gele ogen. Fintan Mithrilen, nog maar eens.
Het was duidelijk. Fintan was de man die hier de scepter zwaaide, al dan niet officieel. Hij was in ieder geval erg invloedrijk en Learco begreep waarom, die man was simpelweg eng en hoe langer hoe meer hij dat vond.
Hij had dus geen andere keuze, hij liet hen met rust en ging maar wat schaken met iemand. Iemand aan wie hij geen vragen stelde.
Hij had dus geen andere keuze, hij liet hen met rust en ging maar wat schaken met iemand. Iemand aan wie hij geen vragen stelde.
Omstreeks middernacht zwom hij voor de derde keer de weg tussen het eiland en zijn tijdelijke woning, zwaar teleurgesteld. Met vragen ging hij niet veel te weten komen over dit eiland, zijn bewoners en zijn geschiedenis. Ofwel wouden ze het hem niet vertellen, of ze durfden niet, of ze wisten niks - zeiden ze.
Plots was de weerspiegeling van de lucht in het water geen donkerblauwtapijt met sterren meer, maar een rode, vreemde mist.
"Hier ook al? Wat is die mist toch?" vroeg hij zich af en zwom vermoeid verder.
Hij hoopte zo hard dat hij een van deze dagen een antwoord zou krijgen op zijn vragen.
"Hier ook al? Wat is die mist toch?" vroeg hij zich af en zwom vermoeid verder.
Hij hoopte zo hard dat hij een van deze dagen een antwoord zou krijgen op zijn vragen.
Het zou fijn zijn.